Wajong
Bijna helft van de Wajongers met arbeidsvermogen werkt.
Tussen 2015 en 2017 heeft UWV Wajongers ingedeeld naar arbeidsvermogen. Circa 48 procent van de Wajongers heeft (op termijn) arbeidsvermogen. Ongeveer de helft van hen is eind 2017 aan het werk. Ongeveer 5,6 procent van de Nederlandse bedrijven had eind 2017 één of meerdere Wajongers in dienst. De bedrijfstakken landbouw,
groenvoorziening en visserij en uitzendbedrijven hebben per 10.000 dienstverbanden de meeste Wajongers in dienst. Minder dan 3 procent van de Wajongers met arbeidsvermogen werkt als zelfstandige. Dit lijkt de laatste jaren licht te stijgen.
Ondersteuning en begeleiding
Werk voor Wajongers is vaak aangepast werk in een reguliere setting met ondersteuning en begeleiding. Van de Wajongers die in 2017 aan het werk waren bij reguliere werkgevers kreeg 58 procent ondersteuning in de vorm van loondispensatie, begeleiding door een jobcoach of een andere voorziening. In 2017 maakten 7.800 Wajongers gebruik van een proefplaatsing. Dit leidde bij 62 procent van de Wajongers binnen 2 maanden tot een
dienstverband, 28 procent van de Wajongers vond op een later tijdstip alsnog werk en kreeg een dienstverband.
Ongeveer 70% van de Wajongers bij wie een proefplaatsing leidde tot een dienstverband is een jaar na het einde van de proefplaatsing nog steeds (of weer) aan het werk.
Steeds vaker baanbehoud
Steeds meer Wajongers slagen erin hun baan te behouden. Van de Wajongers die in 2016 aan het werk gingen, is bijna 59 procent een jaar later nog aan het werk. Ten opzichte van 2014 is dit een stijging van 5 procentpunt. Wajongers met arbeidsvermogen die hun baan verliezen vinden gemiddeld sneller weer een nieuwe baan. Zo ging 58 procent binnen een jaar weer aan de slag. In 2014 en 2015 was dit 50 procent. Ongeveer een kwart van de
Wajongers met arbeidsvermogen die het werk verliezen komt, ook na langere tijd, niet meer aan het werk. Belangrijk aandachtspunt bij het bevorderen van de arbeidsparticipatie van Wajongers is dan ook het snel weer aan het werk helpen.
Over de Monitor Arbeidsparticipatie
UWV brengt jaarlijks de Monitor Arbeidsparticipatie uit, waarin we naast de arbeidsdeelname van Wajongers ook de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie beschrijven van mensen met een WGA-uitkering (Werkhervatting
Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) en mensen van wie de aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is afgewezen, de ‘WIA 35-minners’. Ook de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk WGA’ers en WIA 35-minners ontwikkelt zich positief. Het aandeel werkende gedeeltelijk WGA’ers steeg van 43,9
procent eind 2016 naar 44,8 procent eind 2017. Het aandeel werkende WIA 35-minners nam toe van 43,5 procent tot 46,4 procent. De arbeidsparticipatie van volledig WGA’ers bleef met 8,4 procent gelijk.
Bron: UWV
Wajong
1 Januari 2015 is de Wet Arbeidsongeschiktheid Jonggehandicapten (Wajong) ingrijpend veranderd. Tot die datum werd door het UWV beoordeeld of mensen met medische beperkingen, met deze beperkingen in staat werden geacht te werken in een functie bij een gewone werkgever. Konden ze dat niet dan hadden ze recht op een Wajong-uitkering. Voorwaarde was dat die beperkingen al bestonden voor het 18e levensjaar, of voor het 27e levensjaar indien men nog schoolgaande was.
Vanaf 1 januari 2015 beoordeelt het UWV of deze mensen, met hun beperkingen, in staat zijn één taak te verrichten al of niet in een aangepaste functie. Indien dit zo is of dat te verwachten is dat dit in de toekomst zal ontstaan, dan is er sprake van arbeidsvermogen. Dan is er geen recht op een Wajong-uitkering maar worden ze verwezen naar de Gemeente waarin ze wonen, voor een uitkering in het kader van de “Participatiewet”. De gemeente is voor deze doelgroep ook verantwoordelijk voor begeleiding naar passend werk op de arbeidsmarkt.
De aanvraag voor het vaststellen van arbeidsvermogen moeten ze zelf doen bij het UWV.
Alleen dan als mensen niet in staat zijn op de arbeidsmarkt te kunnen werken en dit ook in de toekomst niet te verwachten valt is er nog recht op Wajong.
Mensen die voor januari 2015 een Wajong-uitkering hadden behouden deze maar ze worden wel her-beoordeeld. Als het UWV vaststelt dat ze arbeidsvermogen hebben, heeft het UWV de verantwoordelijkheid deze mensen te begeleiden naar passend werk.
De uitkering van mensen waarvan bij de herbeoordeling is vastgesteld dat ze duurzaam niet in staat zijn om op de arbeidsmarkt te werken behouden hun uitkering van 75% van het minimumloon. Mensen waarvan is vastgesteld dat ze arbeidsvermogen hebben zullen er per 1 januari 2018 op achteruit gaan. Ze krijgen, als ze geen werk hebben, dan een Wajonguitkering gelijk aan 70% van het minimumloon.
De “participatie uitkering” is gelijk aan het sociaal minimum (70% van het minimumloon) , dus gelijk aan de Wajonguitkering.
Het grote verschil is dat de Wajonguitkering in stand blijft als men samenwoont met iemand met een eigen inkomen; bij een “Participatie uitkering” geldt de kostendelers regeling.
Werkgeversorganisaties samen met de vakbonden en de overheid hebben de toezegging gedaan dat er tussen 2015 en 2025 125.000 garantiebanen worden gecreëerd voor jonggehandicapten en mensen die een beroep doen op de Participatiewet. Het motto is: iedereen die kan doet mee op de arbeidsmarkt.
Voor wie het lukt aan het werk te gaan draagt dit beleid zeker bij aan het zelfrespect.
Het betekent echter een verslechtering van de financiële zekerheid van mensen met medische beperkingen die nog niet op de arbeidsmarkt werkzaam zijn.