Ga naar de inhoud

Voor wie: hoogte en duur

U kunt een WIA-uitkering aanvragen indien u door ziekte niet meer of minder dan voorheen kunt werken. Na 2 jaar (104 weken) ziekte betaalt uw werkgever uw loon niet meer door of uw Ziektewetuitkering stopt. Van belang is dat u tijdig uw WIA-uitkering aanvraagt, uiterlijk in de 93e week van uw ziekte, zodat u niet zonder inkomen komt te zitten.

De WIA valt uiteen in twee uitkeringen een Wga-uitkering en een IVA-uitkering.

  • IVA staat voor: Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. UWV kent alleen een IVA toe als u niet of nauwelijks kunt werken en er een kleine kans is dat u herstelt.
    De hoogte van de IVA-uitkering is 75% van het inkomen dat u verdiende voordat u ziek werd (uw “maatmanloon”).
    Indien UWV van mening is dat u niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt bent, kunt u in aanmerking komen voor een
  • WGA-uitkering als u met werk hoogstens nog 65% kunt verdienen van uw maatmanloon. WGA staat voor: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. U krijgt een WGA als u 2 jaar of langer ziek bent en (in de toekomst) kunt werken. De hoogte van uw loongerelateerde uitkering bedraagt 70% van uw maatmanloon (de eerste 2 maanden 75%).

De hoogte van de IVA-uitkering is 75% van uw maatmanloon. U ontvangt uw WIA-uitkering tot aan uw AOW-gerechtigde leeftijd, mits UWV u arbeidsongeschikt in de zin van de WIA blijft achten. Indien u niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, wordt u regelmatig door UWV gekeurd en zal UWV steeds opnieuw beoordelen of u arbeidsongeschikt bent in de zin van de WIA en hoe hoog uw restverdiencapaciteit is.

Omdat in de Wga een WW-component zit, loopt de loongerelateerde WIA Wga-uitkering op een bepaald moment af, de datum staat in de WIA-beslissing van UWV genoemd. Tot die datum blijft de hoogte van de uitkering 70% van het WIA maatmanloon. Het maakt gedurende de loongerelateerde uitkeringsperiode voor de hoogte van uw uitkering niet uit of u 35 of 100% arbeidsongeschikt wordt bevonden.
Dit wordt pas anders op het moment dat de loongerelateerde WIA Wga-uitkering afloopt. Op dat moment kijkt UWV of u uw restverdiencapaciteit benut en omzet in inkomen.

Indien U minimaal 50% van uw restverdiencapaciteit benut komt u in aanmerking voor een WIA-loonaanvullingsuitkering. Hoe en met welke arbeid u uw restverdiencapaciteit benut, maakt niet uit.
Verdient u niet minimaal 50% van uw restverdiencapaciteit, dan valt u terug op een WIA-vervolguitkering en wijzigt de hoogte van uw WIA-uitkering drastisch. Deze is dan niet meer afgeleid van uw maatmanloon, maar van het wettelijk minimumloon. Bovendien ontvangt u dan niet 70% van het minimumloon, maar 70% van uw arbeidsongeschiktheidspercentage van het minimumloon (als u volgens het UWV nog 40% zou kunnen verdienen van uw eerdere loon is uw arbeidsongeschiktheidspercentage 55-65 % en uw uitkering is dan 42% van het minimumloon). Komt u met de uitkering onder het sociaal minimum dat voor u geldt? Dan kunt u bij UWV een toeslag aanvragen.

Let op: Uw restverdiencapaciteit wordt bij elke (her)keuring vastgesteld en er dient dan direct bezwaar te worden aangetekend (uiterlijk 6 weken na datum verzending van het besluit van UWV), ondanks dat de effecten van het besluit pas later zich voordoen, anders staat uw restverdiencapaciteit vast. Zoals ik hierboven heb uitgelegd, is uw restverdiencapaciteit van belang op het moment dat de loongerelateerde WIA Wga-uitkering afloopt, omdat dan wordt gekeken of u in aanmerking komt voor een loonaanvullingsuitkering of de vervolguitkering. Indien u niet tijdig bezwaar aantekent, staat het besluit en dus uw restverdiencapaciteit vast en is in rechte niet meer aantastbaar. Anderzijds kan de beslissing ook niet nog meer ten nadele van u worden aangepast.

Hoe bepaalt UWV uw arbeidsongeschiktheidspercentage?
Als u de wachttijd voor de WIA heeft volgemaakt (104 weken na uw eerste ziektedag), bepaalt UWV of u in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De keuring bestaat uit twee delen: een onderzoek door een verzekeringsarts en een onderzoek door een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts brengt de medische situatie in kaart: welke klachten en beperkingen heeft u? De arbeidsdeskundige bekijkt vervolgens welk werk u nog kunt verrichten en wat u daarmee kunt verdienen. Ik zal dit uitleggen.

Ruim voor het verstrijken van de wachttijd voor de WIA ontvangt u een brief van UWV waarin vermeld staat dat u een WIA-uitkering kunt aanvragen. U kunt deze aanvraag digitaal, met uw DigiD, indienen. Bij uw WIA-aanvrage dient u een aantal stukken te voegen, bijvoorbeeld de re-integratiestukken en de stukken van de bedrijfsarts. Vervolgens ontvangt u een uitnodiging voor het spreekuur van de verzekeringsarts van UWV.

Het eerste deel van de keuring is een medisch onderzoek. In elk geval vindt er een gesprek met de verzekeringsarts van het UWV plaats. De verzekeringsarts onderzoekt welke gevolgen uw ziekte of handicap heeft voor werk en welke beperkingen er in arbeid zijn. De verzekeringsarts stelt derhalve uw belastbaarheid in werk vast. De verzekeringsarts doet dit door de aangeleverde stukken te bestuderen, met u in gesprek te gaan en soms door u (lichamelijk) te onderzoeken. Soms heeft de verzekeringsarts ook informatie uit de curatieve sector nodig, bijvoorbeeld van de huisarts of specialist, welke informatie hij dan opvraagt. De verzekeringsarts kan u ook door een externe deskundige laten onderzoeken. Dat is een arts of therapeut die niet bij het UWV werkt en die geen behandelaar is. Voor bepaalde ziekten zijn er richtlijnen en/of protocollen welke de verzekeringsarts als hulpmiddel gebruikt.

Als de verzekeringsarts genoeg informatie heeft, vult hij de beperkingen in op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De FML beschrijft alles wat het lijf en het hoofd kan en bestaat uit zes categorieën: persoonlijk en sociaal functioneren (bijvoorbeeld concentratie, flexibiliteit, werktempo en omgang met collega’s), de werkplek, bewegen, statische houdingen (zoals zitten en staan) en werktijden (aantal uren en tijdstippen). De verzekeringsarts kijkt niet of u nog arbeid kunt verrichten, dit doet de arbeidsdeskundige. Dit is alleen anders als de verzekeringsarts van mening is dat u helemaal niet meer kunt werken en er sprake is van geen benutbare mogelijkheden (gbm). Er zal dan geen arbeidsdeskundig onderzoek meer plaatsvinden.

Vervolgens zal de arbeidsdeskundige bekijken of u nog in staat bent om arbeid te verrichten en zo ja, welke arbeid u nog kunt verrichten rekening houdend met uw beperkingen in arbeid zoals vastgelegd door de verzekeringsarts in de FML. De arbeidsdeskundige bekijkt eerst of u nog in staat bent de eigen arbeid (de maatman) nog te verrichten. Indien u daartoe niet in staat bent, voert de arbeidsdeskundige uw beperkingen in het CBBS-systeem in. In dit systeem zijn alle voorkomende functies opgenomen met hun kenmerkende belasting. Ook staat erbij hoe vaak de functie minimaal voorkomt in Nederland. Dat is het aantal arbeidsplaatsen. Arbeidsplaatsen zijn dus geen vacatures, maar bestaande werkplekken. Al het werk dat algemeen geaccepteerd is, komt in aanmerking en wordt gangbare arbeid genoemd. Dit kan van alles zijn. De arbeidsdeskundige houdt geen rekening met uw beroep en uw opleidingsniveau. Hij kijkt dus ook naar werk dat (ver) onder uw kunnen ligt. De arbeidsdeskundige mag geen beroepen selecteren waarvoor u niet bent opgeleid of waarvoor u de capaciteiten mist. Dit heeft geen betrekking op eenvoudige vaardigheden waarvan men aanneemt dat iedereen die binnen enkele maanden aan kan leren.

Als er tenminste drie geschikte functies met voldoende arbeidsplaatsen zijn, kan de arbeidsdeskundige de resterende verdiencapaciteit berekenen. Lukt dat niet, dan wordt u volledig arbeidsongeschikt verklaard in de zin van de WIA. Lukt dat wel, dan kan de arbeidsdeskundige uw restverdiencapaciteit vaststellen.